Een grijze novemberdag. De ideale dag om onder een fleece-dekentje te kruipen en met de kindjes naar de blijde intrede van Sinterklaas te kijken, met een kop warme chocolademelk in de hand.
Maar vandaag heeft die chocolademelk een bittere nasmaak, en dat ligt niet aan de chocolade. Het enthousiaste en onschuldige snoetje van mijn zoon staat in schril contrast met de gebeurtenissen in Parijs gisterenavond. Mijn hart bloedt, en ik kan niet anders dan me afvragen in wat voor wereld mijn kinderen zullen moeten opgroeien.
De wereld is om zeep, er gebeuren rare dingen… Trieste dingen, waar geen mens met zijn hoofd bij kan. Gruwelijke dingen. Geen dier zo wreed als een mens, zegt men wel eens. Ik begin te denken dat die uitspraak wel heel dicht bij de waarheid ligt… Het bezorgt me koude rillingen, het idee dat mensen zonder blikken of blozen koelbloedig tientallen onschuldige mensen kunnen neerknallen, alsof ze boven de mensheid staan. Het idee dat een leven van de ene seconde op de andere voorbij kan zijn, compleet onverwachts, compleet zinloos.
In de naam van de godsdienst, of zo beweren de terroristen althans. Dat het gros van de moslims het daar niet bepaald mee eens is, schijnen ze voor het gemak te vergeten, daar bij de IS. Dat ze de islam met hun daden in een slecht daglicht plaatsen, en het leven er voor hun moslim-‘broeders’ niet bepaald gemakkelijker op maken, evenzeer.
Maar de kortzichtige reacties, waarbij politici met de vinger worden gewezen, en waarbij menig burger claimt “zie je wel, hadden ze de grenzen maar moeten sluiten!”, bezorgen me al bijna evenveel koude rillingen, om eerlijk te zijn. Om nog te zwijgen over die beschuldigende vinger richting de moslim-gemeenschap. Want nee, niet elke moslim is een terrorist. Stel je voor! En ja, veel vluchtelingen zijn net voor die terreur op de vlucht, hoe zou je zelf zijn. Het alom tegenwoordige idee “als we zelf maar veilig zijn, en de rest moet ophoepelen en zijn plan trekken”, dat stemt me weinig hoopvol. Is dat de boodschap die we aan onze kinderen moeten meegeven? Gaan we onze kinderen grootbrengen in een sfeer van egoïsme en kortzichtige veralgemeningen? Gaan we hen leren bang te zijn van alles wat anders is, van iedereen die een ander kleurtje heeft of zich tot een andere god richt? Dan hou ik mijn hart al vast voor wat nog komen moet, eerlijk waar.
En toch weiger ik mij te laten leiden door angst. Ik wil met een hoopvolle blik naar de toekomst kunnen kijken. En dus begin ik bij het begin, en heel klein: door mijn kinderen respect bij te brengen. Door van solidariteit geen loos begrip te maken. Door mijn kindjes zo goed en zo kwaad mogelijk af te schermen van die gruwelijke buitenwereld en hen nog even heerlijk kinderlijk naïef en enthousiast te laten zijn. Door hen teksten te laten meezingen over kindjes van Afrika tot in Amerika, in de hoop dat er misschien toch een paar woorden blijven hangen. Door mijn kinderen in hun beschermde wereldje op kindermaat te vertellen over de wereld, en hen te laten beseffen dat niet alle kindjes zoveel geluk hebben in het leven als zijzelf, en dat zoveel rijkdom niet vanzelfsprekend is. Laat ik misschien eventjes net zo kinderlijk naïef zijn, en hopen dat er nog ouders zijn die dat doen, van Afrika tot in Amerika. Misschien kunnen we dan toch nog dromen van een betere toekomst? Misschien dat onze kindjes het dan beter doen dan wij?
En ondertussen hoop ik dat ik me volgend jaar en de jaren daarna gewoon oppervlakkig kan bezighouden met vraagstukken die niet bepaald van staatsbelang zijn – zoals de vraag of ik nu Playmobil of Duplo in de schoentjes van mijn kindjes zou leggen. Laat me nog maar eens kinderlijk naïef zijn, en ervan uit gaan dat we dan geen andere zorgen aan ons hoofd hebben.